dinsdag 4 januari 2011

Recensie: Wire - 154

Vroeger lustte ik geen paprikachips. Althans, dat dacht ik. Tot het moment dat ik bij mijn lievelingstante een zogenaamd smikkelbakje kreeg, waarbij ik geen acht sloeg op de poederachtige substantie die de aardappelschijfjes omgaf. Wat schetste mijn verbazing: paprikachips! Ik proefde ze voor het eerst en lustte ze dus toch. Ondanks mijn hardnekkige vooroordeel.

Een belachelijke gedachtekronkel van een vijfjarige? Misschien. Ik had zo mijn gebruiksaanwijzing vroeger. Een dinosaurustic, een bimbamklokkenfobie... Gelukkig is het allemaal redelijk bijgetrokken in de loop der jaren. Hoewel...

De volstrekt belachelijke neiging om iets af te wijzen voordat ik het goed en wel heb ervaren, zit er nog steeds een beetje in. Want ik moet hier dan maar bekennen: lang dacht ik dat Wire een soort van minimalistische, ontoegankelijke hardcorepunkband was. En lang dacht ik dat ik minimalistische, ontoegankelijke hardcorepunk toch nooit zou kunnen waarderen. Dus liet ik Wire links liggen. Tot eind vorig jaar, want zelfs een muzikaal watje als ik krijgt een keer een punkfase. Met een paar verzamelaars binnen handbereik - punk is toch vaak niet echt een albumding - stuitte ik op Mannequin. Een tintelfris popliedje eigenlijk, verpakt in de attitude van 1977.

Deze 154 kende ik toen al even. I Should Have Known Better verbaasde me bij eerste beluistering wel: dit leek meer op de jaren-80-gothic dan op de hardcorepunk waar ik Wire voor had aangezien. De rest van de plaat beklijfde nog niet, gek genoeg. Daar had ik toch Mannequin voor nodig. Want - misschien door mijn punkfase - viel het Wirekwartje wel bij Pink Flag. Uitgerekend de plaat die dicht in de buurt kwam van mijn oude vooroordeel, begon me te intrigeren. De korte no-nonsensnummers brachten spanning, maar tussen neus en lippen door bleek Wire af en toe erg poppy.

En zo keerde ik terug bij 154, die langzaam groeide. En groeide. En groeide. Ten opzichte van Pink Flag is Wire hier weliswaar geen 180, maar toch zeker wel een graad of 90 gedraaid. De minimalistische punk heeft plaatsgemaakt voor een geladen postpunkgeluid. Maar opvallend genoeg: de poppy kant is gebleven, evenals de onvermijdelijke 1977-roots. Dit alles resulteert in een smeltkroes van al het goede dat de punkgolf teweeg heeft gebracht.

Neem de eerdergenoemde opener I Should Have Known Better. Dat galmt als een gothische kathedraal, of beter: als bijvoorbeeld The Chameleons. Als een van de eersten (Joy Division klinkt op Unknown Pleasures (1979) nog dof, maar galmt op Closer (1980) vrolijk (ahum...) mee) zet Wire de toon voor de gothic. Om nog maar te zwijgen over het loodzware A Touching Display, dat al voorzichtig refereert aan de industrial. Dat geldt al helemaal voor Let's Panic Later, waarin bands als Psychic TV en Coil bijna één op één terug te horen zijn.

Ook de wat meer theatrale, met wat glamrock doorspekte sound van tijdgenoot Magazine komt meermaals langs, evenals de dwarse dissonante akkoordenpop van XTC. De punkroots klinken nog prominent door Two People in a Room. En zullen we afsluiter Small Electric Piece dan maar als ambient wegschrijven?
Welnu, een bonte stoet klanken dus, maar toch vooral onmiskenbaar Wire. Hoogtepunten zijn zo talrijk dat ze bijna niet zijn aan te wijzen, maar mijn honger naar pakkende pop maakt The 15th tot een persoonlijke favoriet. Let u daarbij vooral op de magistrale synthesizerwaves die in het tweede coupletje opdoemen en ondanks hun eenvoud de compositie nog even tot grotere hoogte tillen. Ook On Returning, gevoelsmatig het zusternummer van The 15th, verdient het even apart genoemd te worden. Wat gaat dat nummer in de refreinen heerlijk absurd de hoogte in!

Het maakt Wire tot een heus muzikaal smikkelbakje van je lievelingstante. Maar dan beter: want paprikachips zijn weliswaar toch best lekker, ze zijn inmiddels wel voorbijgestreefd door smaken als thai sweet chili en zongedroogde tomaat. Dat zal Wire dan weer niet zo snel overkomen...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten